15. TERECHTWIJZINGEN EN WAARSCHUWINGEN
15.3 GIERIGHEID
1. Welke waarschuwing gaf Christus aangaande gierigheid?
Lukas 12:15 Hij nu zei tot hem: Let op en waakt voor alle hebzucht; want ook al heeft iemand overvloed, zijn leven behoort niet tot zijn bezittingen.
2. Welk gebod verbiedt deze zonden?
Exodus 20:17 U zult uw zinnen niet zetten op het huis van uw naaste; u zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste, niet op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, op niets wat hem toebehoort.’
3. Wat toont aan, dat dit beginsel sterk was in de rijke man, die reeds overvloed had?
Lukas 12:18,19
18 En hij zei: Dit zal ik doen; ik zal mijn schuren afbreken en grotere bouwen, en ik zal daar al mijn gewas en mijn goederen verzamelen;
19 en ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel, je hebt vele goederen liggen voor vele jaren; rust, eet, drink, wees vrolijk.
4. Wat zei God tot hem?
Lukas 12:20 God echter zei tot hem: Dwaas, in deze nacht zal men uw ziel van u afeisen, en wat u hebt bereid, voor wie zal het zijn?
5. Welke toepassing maakte de Heiland op deze gelijkenis?
Lukas 12:21 Zo is hij die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God.
6. Wat noemt Paulus gierigheid?
Kolossensen 3:5 Doodt dan uw leden die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die afgodendienst is,
7. Wat brengen deze zonden over de mensheid?
Kolossensen 3:6 om welke dingen de toorn van God komt over de zonen van de ongehoorzaamheid.
8. Welke dubbele dienst, zei Christus, is niet mogelijk?
Lukas 16:13 Geen huisknecht kan twee heren dienen, want hij zal of de een haten en de ander liefhebben, of zich aan de een hechten en de ander verachten. U kunt niet God dienen en Mammon.
9. Aan welke zonden maakten de Farizeeën zich schuldig?
Lukas 16:14 Dit alles nu hoorden ook de Farizeeën, die geldzuchtig waren, en zij beschimpten Hem.
10. Welk antwoord gaf Christus?
Lukas 16:15 En Hij zei tot hen: U bent het die u rechtvaardig voordoet voor de mensen, maar God kent uw harten; want wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God.
11. Hoe beschouwt de Heer de geldgierigen?
Psalmen 10:3 Want de goddeloze roemt over den wens zijner ziel; hij zegent den gierigaard, hij lastert den HEER.
12. Waar bracht deze zonde Achan toe?
Jozua 7:21 ik zag bij de buit een mantel uit Sinear, een mooi stuk, tweehonderd sikkel zilver en een gouden staaf van vijftig sikkel. Ik wilde ze graag hebben en ik nam ze mee. Ze zijn verstopt in de grond onder mijn tent, het zilver ligt onderop.’
13. Waar bracht gierigheid Judas toe?
Markus 14:10,11
10 En Judas Iskariot, een van de twaalf, ging weg naar de hogepriesters om Hem aan hen over te leveren.
11 Toen zij nu dit hoorden, verblijdden zij zich en beloofden hem geld te geven; en hij zocht hoe hij Hem bij gelegenheid zou overleveren.
14. Waarom zullen de laatste dagen gevaarlijk zijn?
2 Timotheüs 3:1, 2
1 Maar weet dit, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen zijn;
2 want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldzuchtig, grootsprekers, hoogmoedig, lasteraars, de ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig,
15. Welke gelijkenis gaf Christus om de valse indruk, van de Farizeeën weg te nemen, dat rijkdom een teken was van speciale gunst bij God?
Lukas 16: 19-31
19 En er was een zeker rijk mens, en was gekleed met purper en zeer fijn lijnwaad, levende allen dag vrolijk en prachtig.
20 En er was een zekere bedelaar, hij heette Lazarus, welke lag voor zijn poort vol zweren;
21 En begeerde verzadigd te worden van de kruimkens, die van de tafel des rijken vielen; maar ook de honden kwamen en lekten zijn zweren.
22 En het geschiedde, dat de bedelaar stierf, en van de engelen gedragen werd in den schoot van Abraham.
23 En de rijke stierf ook, en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot.
24 En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner, en zend Lazarus, dat hij het uiterste zijns vingers in het water dope, en verkoele mijn tong; want ik leed smarten in deze vlam.
25 Maar Abraham zeide: Kind, gedenk, dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lazarus desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost, en gij lijdt smarten.
26 En boven dit alles, tussen ons en u lieden is een grote klove gevestigd, zodat degenen, die van hier tot u willen overgaan, niet zouden kunnen, noch ook die daar zijn, van daar tot ons overkomen.
27 En hij zeide: Ik bid u dan, vader, dat gij hem zendt tot mijns vaders huis;
28 Want ik heb vijf broeders; dat hij hun dit betuig, opdat ook zij niet komen in deze plaats der pijniging.
29 Abraham zeide tot hem: Zij hebben Mozes en de profeten, dat zij die horen.
30 En hij zeide: Neen, vader Abraham, maar zo iemand van de doden tot hen heenging, zij zouden zich bekeren.
31 Doch Abraham zeide tot hem: Indien zij Mozes en de profeten niet horen, zo zullen zij ook, al waren het, dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten gezeggen.
16. Waar wees Hij op als zijnde een van de gevaren van het bezit van rijkdom?
Markus 10:23,24
23 En terwijl Jezus rondkeek, zei Hij tot zijn discipelen: Hoe moeilijk zullen zij die vermogen hebben het koninkrijk van God binnengaan.
24 De discipelen nu stonden verbaasd over zijn woorden. Jezus echter antwoordde opnieuw en zei tot hen: Kinderen, hoe moeilijk is het voor hen die op vermogen vertrouwen, het koninkrijk van God binnen te gaan.
17. Welke klasse van mensen neemt over het algemeen het evangelie aan?
Jakobus 2:5 Hoort, mijn geliefde broeders! Heeft God niet de armen naar de wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen van het Koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben?
18. Hoe moeilijk, zei Christus, is het voor een rijke om het koninkrijk Gods in te gaan?
Markus 10:25 Het is gemakkelijker dat een kameel gaat door het oog ener naald, dan dat een rijke het Koninkrijk Gods binnengaat.
19. Waarom was de rijke jonge man, die het eeuwige leven verlangde te ontvangen, onwillig om te verkopen wat hij had, en het aan de armen te geven, gelijk Christus hem zei te doen?
Mattheüs 19:22 Als nu de jongeling dit woord hoorde, ging hij bedroefd weg; want hij had vele goederen.
20. Wat wordt de geldgierigheid gezegd te zijn?
1 Timotheüs 6:10 Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord.
21. Welke kwaad overkomt hun, die vast besloten zijn om rijk te worden?
1 Timotheüs 6:9 Maar wie rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang.
22. Wie geeft de mens kracht om vermogen te verkrijgen?
Deuteronomium 8:18 Maar gij zult aan de HERE, uw God, denken, want Hij is het, die u kracht geeft om vermogen te verwerven,
23. Hoe kunnen allen, rijken en armen, God eren?
Spreuken 3:9 Vereer de HERE met uw rijkdom en met de eerstelingen van al uw inkomsten,
24. Welke waarschuwing wordt er gegeven betreffende rijkdom?
Psalmen 62:11 Vertrouwt niet op verdrukking, stelt geen ijdele hoop op roof; als het vermogen aanwast, zet er het hart niet op.
25. Kan rijkdom bewaard worden tot kwaad van de bezitters ervan?
Prediker 5:13 Er is een smartelijk kwaad, dat ik gezien heb onder de zon: rijkdom, door zijn bezitter bewaard tot zijn eigen onheil.
26. Welk bevel wordt er aan de rijken gegeven?
1 Timotheüs 6:17-19
17 Gebied de rijken in deze wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, ook niet hopen op de onzekere rijkdom, maar op de levende God, die ons alles rijkelijk geeft om te genieten;
18 dat zij goed doen, rijk worden in goede werken, gaarne geven, mededeelzaam zijn,
19 Leggende zichzelven weg tot een schat een goed fondament tegen het toekomende, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen mogen.
27. Wat maakt rijk, zonder dat er smart mede samengaat?
Spreuken 10:22 De zegen des HEEREN, die maakt rijk; en Hij voegt er geen smart bij.
28. Hoe wordt ware rijkdom verkregen?
Spreuken 22:4 Het loon der nederigheid, met de vreze des HEEREN, is rijkdom, en eer, en leven.
29. Hoe achtte Mozes de versmaadheid van Christus?
Hebreeën 11:26 en hij heeft de smaad van Christus groter rijkdom geacht dan de schatten van Egypte, want hij hield de blik gericht op de vergelding.
30. Welke plechtige waarschuwing wordt er aan de rijken gegeven, die in de laatste dagen schatten vergaderd en de armen verdrukt hebben?
Jakobus 5:1-5
1 Welaan dan, gij rijken, weent en maakt misbaar over de rampen, die u zullen overkomen.
2 Uw rijkdom is verrot, uw klederen zijn door de mot aangevreten,
3 uw goud en zilver is verroest, en het roest ervan zal tegen u getuigen en uw vlees verteren als vuur. Gij zijt schatten gaan opleggen, terwijl het de laatste dagen zijn.
4 Zie, het loon, dat door u is ingehouden van de arbeiders, die uw landen hebben gemaaid, schreeuwt, en het geroep van hen, die uw oogst hebben binnengehaald, is doorgedrongen tot de oren van de Here Sebaot.
5 Gij hebt op aarde weelderig geleefd en u te goed gedaan, gij hebt uw hart vetgemest in de slachttijd.
31. Zal zilver of goud kunnen redden in de dag der verbolgenheid?
Zefanja 1:18 Hun zilver en goud zal hen niet kunnen redden op den dag van den toorn des Heren, maar het gehele land zal door het vuur zijns ijvers verteerd worden; want hij zal schielijk een einde maken aan allen, die in het land wonen.
Spreuken 11:4 Vermogen baat niet ten dage des toorns, maar gerechtigheid redt van den dood.
32. Wat zullen de rijken dan met hun geld doen?
Ezechiël 7:19 Zij zullen hun zilver buiten op de straten wegwerpen, en hun goud als vuilnis achten;
33. Wat wordt ons gezegd, dat wij doen moeten als uitdelers van de goede gaven van God?
Lukas 16:9 En Ik zeg ulieden: Maakt uzelven vrienden uit den Onrechtvaardigen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige tabernakelen.
1 Petrus 4:10 Dient elkander, een ieder naar de genadegave, die hij ontvangen heeft, als goede rentmeesters over de velerlei genade Gods.