13. GEBED EN OPENBARE EREDIENST


13.8 LOF EN DANKZEGGING  

 

1. Wanneer, zei de psalmist, zou hij de Heer loven?
Psalmen 34:2 Ik wil de HERE te allen tijde prijzen, bestendig zij zijn lof in mijn mond.
Psalmen 145:2 te allen dage zal ik U prijzen, uw naam loven voor altoos en immer.

 

2. Wat doen zij, die God prijzen?
Psalmen 50:23 Wie dankoffert, die zal Mij eren;

 

3. Waar, zegt David, zal hij God loven?
Psalmen 22:25 Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente; ik zal mijn geloften betalen in tegenwoordigheid dergenen, die Hem vrezen.

 

4. Wat vermaant hij allen, te doen?
Psalmen 43:3 Maakt met mij de HERE groot, en laat ons samen zijn naam verheffen.

 

5. Welke persoonlijke bevinding, zegt hij, zal hij ten aanhoren van allen, die God vrezen, verklaren?
Psalmen 66:16 Komt, hoort, en ik wil vertellen, gij allen die God vreest, wat Hij gedaan heeft aan mijn ziel.

 

6. Welke uitwerking hebben zulke getuigenissen op de zachtmoedigen?
Psalmen 34:2 Mijn ziel zal zich beroemen in den HERE; de zachtmoedigen zullen het horen en verblijd zijn

 

7. Tot welke staat vervielen diegenen, die in de oude tijd God niet verheerlijkten en niet dankbaar waren?
Romeinen 1:21 Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart.

 

8. Welke element moet zich in al onze aanbidding van God tonen?
Filippensen 4:6 Wees in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God.
Kolossensen 4:2 Houdt aan in het gebed, en waakt daarin met dankzegging;

 

9. In hoeveel moeten wij God danken?
1 Thessalonisensen 5:18 Dankt God in alles; want dit is de wil van God in Christus Jezus over u.

 

10. Hoe dikwijls en voor hoeveel moeten wij God danken?
Efeziërs 5:20 Dankende te allen tijd over alle dingen God en den Vader, in den Naam van onzen Here Jezus Christus;

 

11. Met welke vermaning besluit de psalmist zijn lofzangen?
Psalmen 150:1-6
1 Halleluja. Looft God in zijn heiligdom, looft Hem in zijn machtig uitspansel;
2 looft Hem om zijn machtige daden, looft Hem naar zijn geweldige grootheid.
3 Looft Hem met bazuingeschal, looft Hem met harp en citer,
4 looft Hem met tamboerijn en reidans, looft Hem met snarenspel en fluit,
5 looft Hem met klinkende cimbalen, looft Hem met schallende cimbalen.
6 Alles wat adem heeft, love de HERE. Halleluja.